Vreemd toch, dat thrillers en detectives als ontspanning worden gezien en meestal in groten getale in de vakantiekoffer zitten (die met een e-reader niet zwaar hoeft te worden). Vaak spelen de gruwelijkste moorden daarin een rol – ik geniet er soms ook van, dat geef ik volmondig toe, terwijl wij, hier in Sappemeer in ons huisje op de kale vlakte, na 10 minuten Opsporing Verzocht kijken, de TV uitzetten en de voordeur stevig op slot doen. In het echte leven is er niks spannends aan moord, zijn misdadigers gewoon nare figuren die je niet tegen het lijf wilt lopen, en rechercheurs saaie bureaucraten die met engelengeduld minieme knopen aan het ontwarren zijn. Boeiend! Waarom dan toch onze fascinatie met het genre, waarom is juist juni, voorpret op vakantie, thrillermaand met als summum het aanwijzen van de winnaar van de Gouden Strop? En in juli als klap op de vuurpijl bijna elke avond een KRO-detective…
Het zal allemaal wel met het duo spanning-ontspanning te maken hebben – niets is fijner om na je totaal ingeleefd te hebben in een gruwelijk verhaal, en als het ware meegeholpen te hebben met de oplossing van het drama, lui achterover te leunen in de wetenschap dat logica de dader opgespoord heeft en dat kwaad gestraft wordt. Wee de schrijver die niets anders biedt dan een ‘open einde’ – en menigeen is pas tevreden als er een fatsoenlijke arrestatie plaatsgevonden heeft, waarbij de inspecteur van dienst ook nog eens haarfijn vertelt hoe de vork in de steel zit.
Hoe dat ook zij: ik heb me bij aanvang van de maand juni voorgenomen eens een paar van die spannend-ontspannende thrillers te lezen. Met wisselend resultaat, moet ik zeggen. Natuurlijk, bij zo’n populair genre worden er vele boeken op de markt gebracht, en met het groeiende aantal neemt ook de berg ‘pulp’ toe: boeken die je beter links kunt laten liggen. Neem nou de thriller Getuige van Lars Kepler: ik had er hoge verwachtingen van – van Zweedse bodem, en ja, in Scandinavië hebben ze zoals bekend een soort patent op thrillers. Maar wat een deceptie. Ultra-korte hoofdstukjes (maximaal 2,5 bladzijde) reppen naar een einde dat pas na vijfhonderd-zoveel bladzijden komt. Korte hoofdstukken kunnen een boek tot een ongekend spannende page-turner maken (zoals snelle scene-wisselingen in een film de spanning opvoeren) – maar in dit geval vond ik het uitermate irritant. Lars Kepler is pseudoniem voor een schrijversechtpaar. Het leek of ze het schrijven hadden opgevat als een spelletje dat vaak op verjaardagen gespeeld werd: iemand begint met een verhaal, de tweede neemt het na een paar zinnen over, de derde geeft er weer een draai aan van een paar zinnen en aan het eind weet de eerste verteller niet wat hem overkomen is: zo sterk is het verhaal van de oorspronkelijke opzet afgeweken. Gevolg van deze werkwijze: geen enkel personage wordt behoorlijk uitgediept, en er zitten heel veel onnodige en verwarrende verhaallijntjes in. Aan het einde, nota bene, worden er nog zo’n twintig bladzijden (ja, reken maar uit: dus zo’n 8 vervelende hoofdstukken!) besteed aan een verhaallijn die niets maar dan ook niets met het plot van het boek te maken heeft – maar ja, er moet ook een volgend brood op de plank komen hè, dus we geven nog even de cliffhangermachine een fikse draai. Kortom, voor mij was dit niks. Maar wie ben ik…
Gedesillusioneerd wilde ik mijn thrillerplan van aanpak al opgeven. Wie mij 500 en meer bladzijden voor niks laat lezen, verdient het om 50 jaar achter de tralies te verdwijnen. Dat overkomt mij geen tweede keer, dacht ik. Maar goed, ik had een gratis boekje ter gelegenheid van de maand van het spannende boek gekregen – en je kent me zo langzamerhand: wat gratis is, kan ik niet versmaden. Bovendien was het dun, ik zou me er geen buil aan vallen als het tegenviel. Welnu, ik heb Grijs gebied van Marion Pauw in één treinreis uitgelezen – en ik moet zeggen: het was een aardig (kort) verhaal, en tenminste geen verspilling van tijd. Lees niet eerst de achterkant – voor mensen die je leesplezier willen bederven door alvast het verhaal in grote lijnen uit de doeken te doen, zou ik nog eens een passende lijfstraf moeten bedenken. Gewoon een avondje pretentieloos lezen als er toch niets op TV is – niet meer maar dan tenminste ook niet minder, that’s it.
Ik had weer wat moed gevat, en begon aan mijn volgende avontuur – een Italiaanse thriller uit de jaren zestig, toen een thriller nog gewoon een detective heette. Moord op school van Vladimir Scerbanenco – en ik kan het nu al verklappen: een regelrechte aanrader. Als je tenminste houdt van de sfeer van de beste Simenons die bij mijn ouders in de boekenkast stonden: een nurkse inspecteur-met-een-verleden die door de mist doolt. Of als je houdt van de boeken van Sjöwall en Wahlöö – ook Zweeds, maar wat een verschil in kwaliteit vergeleken met zo’n Kepler! Aan jongeren onder ons kan ik echt aanraden om zo’n oude Simenon (bijvoorbeeld over Maigret in Nederland/Delfzijl) ter hand te nemen, of zo’n Moord in de gesloten kamer van Sjöwall en Wahlöö. Wat maakt deze boeken ‘goed’, wat maakt zo’n Moord op school intrigerend? Dat is toch eerst en vooral de sfeertekening. En, valt mij nu in: het doseren van de gruwel. ‘Moderne’ thrillers lijken het te moeten hebben van het shockeffect – hoe gruwelijker, bloediger, sadistischer, wreder… hoe beter? Ik vind van niet. Neem nou de boeken van een bekend schrijfster als Karin Slaughter – die zijn toch bijna onleesbaar-misselijkmakend? Wat mij opvalt aan deze Moord op school is de rustige opbouw van het verhaal, de psychologie van de personages – en pas aan het eind, als verteld wordt wie de misdaad begaan heeft, worden er details verteld die je met recht gruwelijk mag noemen. Maar dan speelt die omschrijving haar eigen rol in de afwikkeling, en dan voegt ze iets toe aan wat de inspecteur denkt van de dader. Misschien ben ik daarin wat ouderwets en burgerlijk – so what?
Ik ga hier niet vertellen waar het boek precies over gaat – samenvatten doe ik in mijn eigen tijd, niet in die van jullie. In precies de helft van het aantal bladzijden van het boek waarmee ik begon, krijg je een indruk van een politie-onderzoek in de jaren zestig, toen DNA nog niet uitgevonden was; krijg je een sfeer van een mistig, melancholiek en koud Milaan mee, waarin een bepaald niet politiek-correcte inspecteur met vooroordelen en al, de bladzijden stuwt naar een logisch, en – het wonder van een goede misdaadroman – bevredigend einde. Kom er maar eens om!
Ik ben nog niet helemaal klaar met de afdeling thrillers en detectives. Een bespreking van de (boeken van de) winnaars van de Gouden Strop en de Schaduwprijs volgt in deel 2 van het blog. Intussen alvast een vraag aan de lezer: waar komen die termen vandaan, Gouden Strop en de Schaduwprijs – eens kijken wie zijn klassieken kent (of Google weet te bedienen…).
Fijn stukje heer de Jager!
Dank je, Rocco – we zijn het wel eens over Sjöwall en Wahlöö niet?
Goh wat toevallig! Dagmar en ik hadden het vandaag over het genre literaire thrillers. Dagmar gaf aan dat het niet zo haar genre is. Maar eigenlijk is dit wat te kort door de bocht was onze conclusie. We waren het erover eens dat het genre “Karin Slaughter” niets voor ons is maar dat we een literaire thriller zoals jij deze beschrijft (waarbij het veel meer gaat om het goed neerzetten van de sfeer en personages) zeker kunnen waarderen.
Één die in deze laatste categorie valt (ik heb ‘m net uit en Dagmar is er nu in bezig) is ‘De tweede zonde’ van Åsa Larsson (gekregen van Jan en Marja, nog dank hiervoor!). Echt heel plezierig (misschien niet helemaal het juiste woord als het gaat om literaire thrillers…) om te lezen! Leuke bijkomstigheid is dat het zich afspeelt in de omgeving van Kiruna waar we momenteel zijn, hierdoor gaat zowel de omgeving als het boek nog meer leven! Ik zou zeggen: zet ‘m ook op je thriller-leeslijst en laat ons weten hoe hij beviel!
Ga ik doen Jorrit en Dagmar… Het kan even duren – je snapt dat zo’n blog een meerjarenplanning heeft en dat er eerst nog wat andere boeken besproken moeten worden – maar ik ga hem zeker lezen! Dank voor de tip.