Ik sla het boek net dicht. Figuurlijk dan, want op een e-reader kun je over dichtslaan van een boek moeilijk spreken. Oef, dat was behoorlijk heftig. Ik moet echt even bijkomen. Hoewel het een dikke pil was en ik er afgelopen week niet heel veel tijd voor had, heb ik het bijna ademloos uitgelezen; ik vond het jammer dat ik het opzij moest leggen voor minder nuttige zaken als werken, eten, slapen. Soms doet een schrijver erg zijn best om mokerslagen uit te delen. Maar juist als je er zo’n onderkoelde, terloopse stijl als Lize Spit op nahoudt en helemaal niet op effect uit bent, komen de slagen harder aan – veel harder. Dat wil niet zeggen dat ze geen aandacht heeft voor de stijl. In alle eenvoud schrijft ze prachtige zinnen en heeft ze rake typeringen. Laat ik eens zo’n typisch stukje tekst nemen (ik kan toch alleen maar in omweggetjes over het boek spreken). Bij een begrafenis is de hoofdpersoon Eva bang om in lachen te zullen uitbarsten: Tussen lachen en huilen zat uiteindelijk niet zo veel verschil. Ze verhielden zich als vertrekken en thuiskomen – daar was ook maar één huis voor nodig. Als ik weer eens iemand zie lachen bij een begrafenis, houd ik dit beeld voor ogen – en ik snap iets meer van het leven.
Dit is typisch zo’n boek waarover je als enthousiaste lezer je al gauw verspreekt, te veel vertelt. Dit boek moet u zelf lezen, maar u bent gewaarschuwd: het is expliciet, het is grof, het is genadeloos… Maar daar is het op zich niet om te doen. Dit boek had niet anders geschreven kunnen zijn – en dat is een compliment. Ik zal eerlijk opbiechten dat ik niet van het grove ben (horror en bloederige thrillers zijn aan mij niet besteed), en dat ik wel eens vol walging van het boek wegkeek, om daarna gebiologeerd weer door te lezen. Er staat niet op de omslag dat het een literaire thriller is (gelukkig niet), maar het heeft er in de opbouw wel veel van weg: je wilt echt weten hoe dit afloopt. Dat effect bereikt de schrijfster op een eenvoudige, maar doeltreffende manier. Er zijn drie verhaallijnen, die zich ontwikkelen in hoofdstukken, om en om gegroepeerd: een hoofdstuk over de lagere schooltijd, een hoofdstuk over de twee jaar daarna – de aanloop naar De Gebeurtenis en De Gebeurtenis zelf in 2002, en een hoofdstuk over de laatste dag van 2015, steeds weer om en om. Die drie verhaallijnen convergeren naar de climax van de roman toe – stukje bij beetje wordt het je duidelijk, waarom de hoofdpersoon in 2015 doet wat ze doet, zoals ze het doet. Vaak vind ik zo’n schrijfprocedé kunstmatig of irritant – maar ook nu weer: heb geduld, lees… en lees door. Die drie verhaallijnen zijn samen als de afzonderlijke draden van getwijnd garen: ze maken samen een onverbrekelijk sterk verhaal. Dit deed me heel in de verte denken aan De Metsiers, dat boek van een andere grote Vlaamse schrijver, Hugo Claus.
Het verhaal gaat over een drietal kinderen, de enigen die in het jaar 1988 in het (denkbeeldige) dorp Bovenmeer (ergens in de Belgische Kempen) geboren zijn – twee jongens en een meisje, Eva, de hoofdpersoon en vertelster van het verhaal. De drie zijn met te weinig om samen een klas te vormen op de lagere school: ze worden in een bijzetklasje gezet – zoals dat vroeger ongetwijfeld vaker op het platteland gebeurde (tegenwoordig heffen ze zo’n school op en moet je als kind maar naar de stad). Dat zorgt ervoor dat de drie (ze noemen zich de Drie Musketiers) een hecht groepje zijn, altijd met elkaar optrekken. Hoe dat in zo’n klein dorpje gaat, met allerlei (katholieke) stadia als Eerste Communie en Vormsel, wordt mooi beschreven. Eva, één van die drie, groeit echter op in een in toenemende mate disfunctioneel gezin – een irrelevante vader, een te veel drinkende moeder (vader doet ook mee, trouwens), een oudere broer die alleen met zijn insecten bezig is, een zusje Tessa met een zich ontwikkelende obsessieve stoornis. Het kan haast niet anders of Lize Spit heeft zelf zo’n psychiatrische patiënt in de familie: ze beschrijft hoe Tessa steeds weer opnieuw met een handeling moet beginnen als er ergens een fout in de aanloop, in de telling is gemaakt. Hoe dat uitpakt in zo’n dorp, met alle roddels, anekdotes (er staat in het boek haarfijn uitgelegd wat het verschil is tussen beide) laat zich wel een beetje raden. Het komt erop neer, dat Eva na De Gebeurtenis nergens terecht kan – zó eenzaam kun je worden juist in zo’n benauwend verband.
Dit vriendengroepje trekt vrij normaal met elkaar op – en tot ongeveer halverwege de roman denk je nog: wat gaat dit worden – tot de hormonen een rol gaan spelen. Dan blijkt hoe Eva eigenlijk bijna nergens gezien wordt, hoe ze in alle opzichten tekort komt in dat gezin waarin ze opgroeit. Hoe ze ook bij de twee vrienden eigenlijk altijd het derde wiel aan de wagen is – ook tot in de kleinste details: bij uitzondering nemen de twee jongens een keer drie blikjes cola mee, om iets goed te maken, maar als er een blikje ontploft, drinken ze rustig de overgebleven twee blikjes op; alleen als ze erom vraagt, krijgt ze bij gratie een slokje. Ook als de hormonen gaan opspelen, de twee jongens puberaal meisjes met elkaar gaan vergelijken, zien ze haar niet eens als een te beoordelen object, als meisje, laat staan als vrouw. Ze gebruiken haar als het hun zo uitkomt, om andere meiden in de val te lokken. Die nog betrekkelijk onschuldige, seksueel getinte spelletjes (menigeen kent ze wel uit de eigen puberteit) lopen uiteindelijk helemaal uit de hand – en de nietsige, zich minderwaardig voelende Eva wordt vermalen in alle gemeenheid, verraad, roddels, grofheid – in alle opzichten in de orgie van alles waarmee je een persoon te niet kan doen, kan ontmenselijken.
Op die laatste dag van 2015 gaat Eva terug naar haar dorp. Zich wreken, verhaal halen? Wat er dan smelt wordt in het laatste hoofdstuk tragisch duidelijk.
Alle drie de verhalen waaruit het boek bestaat, zijn de moeite waard – het is heel knap hoe de verhalen van gezin, dorp, vriendengroep, Tessa’s ziekte en Eva vervlochten worden, hoe voorgeschiedenis (deze hoofdstukken beslaan 6 jaren), Gebeurtenis (die hoofdstukken beslaan ruim een jaar) en de wraak (beslaat 12 uur – in net zoveel hoofdstukken als de andere verhaallijnen) ineen de spanning opvoeren. Menig toekomstig college literatuurwetenschap zal verpest gaan worden door theorieën over de verteldichtheid van de verhalen in correlatie met de spanning… Maar laat u de lust niet ontnemen: voor dat alles hebt u geen tijd, als u eenmaal aan het lezen bent.
Dit is de eerste roman van Lize Spit. Het verscheen bij de nieuwe uitgeverij Das Mag . U vindt meer informatie over haar op deze website.