Ik had het beloofd. Een aangetrouwd familielid van schrijver Oek de Jong had me gevraagd of ik Pier en Oceaan had gelezen. Op de één of andere manier ben ik de laatste jaren niet meer zo op de hoogte van wat er uitgekomen is, wie er prijzen gewonnen heeft, wat de recensies zijn… Vroeger wel. Ik las soms meer recensies dan boeken, en kon erover meepraten. Nu was die aangetrouwde familie van Oek heel benieuwd wat ik van dat boek vond. Zij kon het niet meer onbevooroordeeld lezen, zij zag daarbij de familie voor zich, zij wist dat er autobiografische elementen in zaten. En kennelijk zie ik eruit als iemand die de ruim 800 bladzijden van die roman in twee delen binnen afzienbare tijd zou uitlezen, en daar een gefundeerd oordeel over zou vellen. Maar ik beloofde het. Zij is wat je noemt van de vasthoudende soort.
Het lokte mij niet direct. Familiegeschiedenis over drie generaties, beeld van een tijd, Friese en Amsterdamse afkomst, speelt voor een groot deel in Zeeland in een protestants milieu… Het wordt mij al gauw te druk in mijn hoofd, ik beeld mij achterin het boek een uitklapbare stamboom in waar de tientallen namen vermeld staan in hun onderlinge relatie; allerlei verbanden tussen gebeurtenissen uit de jaren 50 en 60 in verband gebracht met een familiesaga. In het ergste geval een streekroman (sorry, niet mijn ding), of het in protestantse kring gebruikelijke zich afzetten tegen een orthodox en verstikkend kerkelijk milieu. Kortom, ik zou 50, nou vooruit 75 bladzijden lezen en dan eens kijken of ik niks beters te doen had. Enfin, ik heb in het Welkom van mijn blog genoeg over deze abjecte leeshouding gezegd. Het meest zag ik ertegen op om toe te moeten geven dat ik er ‘niks aan’ had gevonden… Of het niet uitgelezen had, nog erger.
Ik ben echter op een gevaarlijke manier het boek ingetrokken. In een bepaalde passage van het boek wordt beschreven, hoe hoofdpersoon Abel in de zee gaat zwemmen en door de stroming wordt meegevoerd, weg van de kust. Zoals hij, ben ook ik uiteindelijk weer aan land gekomen, een heel eind verderop – in mijn geval na de laatste bladzijde. En nog kan ik niet echt vatten wat mij nu zo gegrepen heeft. Ik geef toe, dat is geen sterk begin van een boekbespreking – het is geen hoog perspectief wat ik hier te bieden heb, ik ben zelf nog maar net de zee ontkomen.
Om maar ergens te beginnen: het is de vraag of het boek één of twee hoofdpersonen heeft. Het begint met het verhaal van moeder Dina, haar leven in de jaren voordat Abel, haar oudste, geboren werd. En gaat over in het verhaal van Abel, overigens zonder dat het perspectief van Dina volledig verdwijnt. Laat ik het erop houden dat er eigenlijk twee romans in elkaar gevlochten zijn – zoals de levens van Dina en Abel vervlochten zijn. Het grootste deel van het boek is geschreven vanuit het perspectief van Abel, dus vooruit, hij is hoofdpersoon; maar het verhaal van Dina loopt als schering door het hele boek heen.
Pfff… dat viel mee – de stamboom achterin kon ik tenminste schrappen. Om ons een beeld te vormen van het milieu van de hoofdpersonen komen ook de ouders van Dina, haar man Lieuwe en diens ouders prachtig in beeld – niet als achtergrond, maar zij bepalen mede wie zij, en wie Abel is. De verhalen, de geschiedenis en de gewoontes van de familie zijn wederom vervlochten met het grote verhaal, een organisch geheel.
Het is nog niet eens zo eenvoudig om te beschrijven waar het in dit boek nu eigenlijk om gaat. Er ‘gebeurt’ niet zo heel veel – daar moet het boek het ook niet van hebben. En om nu te zeggen dat je veel wijzer wordt van de jaren vijftig en zestig – ja en nee. Nee: er is geen beschrijving van gebeurtenissen van buiten de familie. De Beatles worden nergens genoemd. Hooguit worden sommige geschiedkundige feiten, zoals de watersnoodramp, bekend verondersteld. Ja: het is een verhaal van het verschuiven van moraal, geloof, mentaliteit en ideeën in die jaren. Ik vermoed ook dat in kleine details – zoals Abels eerste zwemles in het kanaal – het boek een feest van herkenning is voor de generatie net vóór mij. Maar wie het daarom gaat, kan beter Gouden jaren lezen van Annegreet van Bergen.
Maar bovenal zag ik er het verhaal in van hoog-gevoeligheid. Die hoog-gevoeligheid in combinatie met het opgesloten zijn in jezelf en je eigen familiale en sociale context zorgen ervoor dat het leven niet gemakkelijk geleefd wordt, maar met een bijna pijnlijk zelfbewustzijn. Abel weet uiteindelijk uit te breken: aan het einde van het boek ziet hij zichzelf zoals hij in de kern is, en voelt hij dat hij klaar is om de wereld in te trekken en met zijn hoog-gevoeligheid aan het werk te gaan, als schrijver (vul ik nu maar even in).
Hoog-gevoeligheid die in het geval van Dina uitgetekend wordt door de botsing met de conventies van die tijd – zo wordt zij in haar eerste baan verliefd op een vrouwelijke collega, heeft daar ook een relatie mee maar weet dat geen plaats te geven. Uiteindelijk trouwt ze toch (met een man, welteverstaan) na een ‘moetje’ en krijgt vele kinderen. Dat er ‘iets’ ontbreekt in het leven van Dina, wordt gaandeweg het boek steeds duidelijker. Ze heeft onbedwingbare huilbuien, in gezelschap kan zij niet overweg met de normale sociale omgang of met ‘social talk’ op recepties. Ze heeft voelsprieten voor het ‘niet-zuivere’, het ‘echte’, het ‘juiste moment’ en de ‘juiste plaats’. Het is bij haar bijna altijd ‘niet-zuiver’ en – toegegeven, de man die zij getroffen heeft, een leraar en later rector van een school leeft teveel in zijn eigen wereldje en is niet in staat in te haken op haar hypersensiviteit en haar onvervuld verlangen. Hij droomt van schrijverschap en houdt ervan te glanzen in het openbare leven. Zij zou met een minder met zichzelf ingenomen mens (ik laat even in het midden: man of vrouw) wellicht gelukkiger geweest zijn. Hij overigens ook, met een andere vrouw die hem meer zou doen uitkomen in zijn talenten – vermoed ik. Maar dit gemis in het leven van beide mensen wordt heel subtiel beschreven, zonder ‘psychologie van de kouwe grond’. Heel knap eigenlijk ook dat woorden als homoseksualiteit of biseksualiteit in het eerste deel van het boek niet nadrukkelijk genoemd worden. Men sprak er in die kringen niet met zoveel woorden over toentertijd – maar het speelde natuurlijk wel. Uiteindelijk culmineert dit wederzijdse onbegrip in de scene waarin Dina haar man zijn eenzelvigheid, zijn niet-meeleven met het gezin voor de voeten werpt. Dina besluit te scheiden van haar man, is innerlijk al weg bij hem – maar later in het boek blijken ze toch gewoon samen te zijn gebleven – vermoedelijk omwille van de conventie en de kinderen…
Zo is en blijft Dina ingekaderd in de dimensies van die tijd: een schuldige relatie met een vrouw, zwanger worden vóór het huwelijk, samen met haar man boete doen voor die zonde bij de ouderlingen van de overigens als niet al te orthodox (of karikaturaal) afgeschilderde kerk. Bij elkaar blijven omwille van… Dit alles is nog maar een halve eeuw geleden, en voor een deel ben ikzelf uit deze wereld voortgekomen, heb ik nog een staart ervan meegemaakt. Onvoorstelbaar eigenlijk hoe dit alles verschoven is. Het is juist deze verschuiving die onnadrukkelijk maar heel fraai in deze roman beschreven wordt.
Abel, haar zoon, wordt in zijn eenzelvigheid ook onnavolgbaar neergezet. Hij heeft een lui oog en ‘plakt’ niet op de foto’s die zijn joyeuze oom Gregoor, bon vivant, van hem maakt. Ik weet erover mee te praten – ik heb zelf een lui oog en weet hoe die afwijking je eigenlijk ‘introspect’ maak, zo al niet ‘suspect’. Ik vind het prachtig beschreven hoe Abel in zijn jeugd wel vriendjes heeft, maar eigenlijk ook zo’n vriendje ontwijkt omdat hij er even niks mee kan, en liever op zichzelf is en zich dat ook zeer bewust is. Als in een spiegel zag ik iets van mijn eigen jongensjaren. Wist ik ook veel waarom anderen mij opzochten? Het zijn deze fijntjes gepenseelde sfeertekeningen die het boek maken. Het zijn ook de natuurbeschrijvingen. Ik schrijf het echt: natuurbeschrijvingen. Als ik ergens een hekel aan heb, als iets een boek ophoudt, langdradig maakt en mij boeken terzijde doet leggen, dan zijn het: natuurbeschrijvingen. Maar als zo’n beschrijving iets wakker maakt van een beeld dat je bij jezelf kan oproepen toen je zelf zo oud was – dat geluk, die vervreemding, en je loopt door landschap als was je zelf die jongen weer… “Betoverd gebied”, heet een hoofdstuk uit deel vier van het boek. Het gaat over de wandeling die hij met Irma, een klasgenote en zijn meisje op dat moment, maakt op een decemberdag naar zijn lerares Frans. Die woont op een oude hofstee in een uithoek van Zeeland. Die lange wandeling door een kraakheldere decemberdag – het bezoek zelf met die wat griezelige man van haar (Kakebeeke – hoor ik hier een Borderwijkse naam?), en vooral de terugtocht door de opkomende schemer – het deed mij denken aan een fietstocht met een klasgenoot-vriend naar een zieke leraar natuurkunde – van Eindhoven naar Knegsel, ook door een landschap dat ons niet bekend was. Ik zou willen dat ik dat betoverende gevoel zó kon omschrijven. Ik kan het niet. Oek de Jong wèl… Het grappige is dat hij later nog eens met de brommer langs die hoeve komt – oh? was het zo vlak bij? Ik noem dat het Dommelvallei-principe. Ik maakte als jochie hele ontdekkingstochten naar De Dommelvallei – waar de wereldrivier De Dommel doorheen stroomt, tot aan waar De Tongelreep ontsprong – overlevingsstrategieën, schuilen onder struiken, bessen plukken met bladeren en in een busje water tot een papje roeren en laten schimmelen (jochies zijn rare wezens)… En als ik nu terugkom in Eindhoven, is De Dommelvallei toch maar een keurig aangeharkt parkje tussen twee straten in, waar de Dommel kalmpjes doorheen glijdt.
Het is altijd een beetje flauw om te zeggen in een recensie – je moet het boek zelf maar gaan lezen. Hoe Abel heel geleidelijk zijn positie inneemt tegenover zijn vader en moeder, en van puber adolescent wordt. Hoe door zijn eenzelvige trekjes, zijn narcisme, zijn egoïsme in de liefde uit de jongen uiteindelijk toch een man gebeeldhouwd wordt… Hoe zijn moeder die hem heel erg liefheeft, helemaal niets van hem begrijpt… Omdat ze uit een andere tijd blijft. En hoe Abel die moeder, die toch voor een puber buitengewoon vervelende en depressieve trekjes heeft, uiteindelijk in dit boek met zeer groot respect en met nog grotere liefde beschrijft (ik haal bewust Abel en Oek nu even door elkaar) – daarvoor moet je door de tijd gegaan zijn als Oek de Jong in dit boek. En er zó uitgekomen zijn. Tegen de tijd dat ikzelf volwassen word, zou ik zo’n boek willen schrijven over mijn eigen moeder, in alle eerlijkheid, maar ook met liefde.
Mijn conclusie – en ik heb er lang over gedaan om dit punt te bereiken… Het heeft mij doen nadenken over de lijnen van mijn eigen familie. Het heeft mij doen reizen in de landschappen van mijn jeugd (ook al ben ik niet vertrouwd met Friesland of Zeeland). Ik zou het zelf nooit gekozen hebben – dank, vasthoudend familielid, voor de tip. Het is een prachtig boek.
Leuk hoor om te lezen (en ja, ik weet het, ik loop een paar posts achter…), ik ben in ieder geval enthousiast geraakt! Ik ben benieuwd of het mij (andere generatie, niet gelovig opgevoed en – eerlijk is eerlijk – geen doorgewinterde lezer) net zo zal boeien!
Je bespreking van dit boek is voor mij heel herkenbaar. Geen zin om door te lezen, het toch doen, waarom eigenlijk. Toen jij aankondigde dat je het boek zou gaan lezen en bespreken vond ik dat zo’n leuk idee dat ik deel één onmiddellijk uit de bibliotheek heb gehaald. Deel twee ben ook ik “ingezogen”. Bah, wat is dit een vreselijk goed boek.