Voor mijn verjaardag kreeg ik Norwegian Wood van Haruki Murakami cadeau – en de gulle gevers schreven er voor alle zekerheid bij: als je het boek al hebt, kun je het ruilen! Ze weten namelijk dat ik al een boek heb. Maar deze dus niet, gelukkig, en na mijn vorige ervaring met deze schrijver (zie mijn blog van bijna een jaar terug Ten noorden van de rede) had ik er hoge verwachtingen van. Deze zijn maar ten dele uitgekomen, helaas. Niet dat ik dit een slecht boek vind – absoluut niet! Maar als ik het vergelijk met 1Q84 – het in het reeds genoemde blog besproken boek – dan mist er iets. Om te beginnen met de stijl: waar 1Q84 zwanger ging van glanzende beeldspraak, is dit boek veel droger verteld. Het is veel onopgesmukter, directer, en erin voorkomende beeldspraak meer cliché. Als ik lees dat een bepaald jaar voor de hoofdpersoon is ‘als een moeras’ – je blijft erin steken, het trekt je naar beneden – dan snap ik die beeldspraak direct, maar ik vind het verder geen bijster originele vondst.
Waar ik in 1Q84 soms moeite mee had, was het magische element ; maar dat is nu juist wel precies, wat dat verhaal boven de middelmaat deed uitstijgen. Waar beeldspraak met dat magische samenviel, werd jij als lezer ook even boven het verhaal uitgetild. Ook dit magische element ontbreekt bijna helemaal. Als ik al iets moet noemen is het de rol die muziek speelt in beide boeken.
Wat blijft er dan over, als ik de beeldspraak en het magische niet terugvind in dit boek? Een sympathieke, nostalgische vertelling over de tijd van de late jaren zestig van de vorige eeuw. En laten dat nu net de jaren zijn, waarin ikzelf (door een moeras van verwarring wadend, om hetzelfde afgesleten beeld ook maar eens te gebruiken), tot enige wasdom kwam. Kennelijk verschilde de Japanse wereld niet erg van de westerse in die tijd – ook daar de doorbreking van taboes op seksueel vlak, ook daar de roerige studentenjaren, ook daar ontwikkelingen als de antipsychiatrie. Wat dat betreft was dit boek een feest van herkenning, en ook niet typisch Japans. Norwegian Wood was lang mijn favoriete Beatle-song, een rustig, intens liedje met zijn typerende klank van de sitar. Terwijl ik dit schrijf, laat ik haar weer klinken op de achtergrond. Dat is ook de manier om dit boek te lezen: de muziek die erin genoemd wordt, aanzetten, en je laten meevoeren in die sfeer, door het verhaal heen.
Dat verhaal gaat over een relatieve buitenstaander, Wanatabe, die net van de middelbare school, gaat studeren in Tokio. In alles lijkt hij een derde wiel aan een kruiwagen – iemand die gekozen wordt maar zelf vooral beschouwt. Laat ik een paar van die drietallen beschrijven; als je die drietallen in de gaten houdt, zie je het staketsel waaruit het boek opgebouwd is, duidelijk voor ogen.
Om te beginnen is daar de driehoek Wanatabe-Kizuki-Naoko: Kizuki de beste vriend van onze hoofdpersoon, Naoko is de vriendin van Kizuki. Ze trekken veel met hun drieën op – op de één of andere manier zijn Kizuki en Naoko geen ‘compleet’ stel en hebben ze liever dat Wanatabe samen met hen uitgaat. Deze Kizuki pleegt in de laatste klas van de middelbare school zelfmoord. Dat tekent het leven van de beide overlevers: Kizuki die voor altijd zeventien zal blijven, en zij die moeizaam verder moeten met hun ontwikkeling. Hun onvoorwaardelijke vriendschap ontwikkelt zich door het boek heen tot een onbereikbare liefde – het is deze spanningsboog die pas in het laatste hoofdstuk voltooid wordt.
Laat ik nog eens zo’n drietal bij de kop nemen: Wanatabe-Naoko-Reiko. Reiko is kamergenote van Naoko: als het met Naoko niet zo goed gaat na de zelfmoord van Kizuki, komt ze terecht in een idyllische therapeutische omgeving – waar geen verschil is tussen behandelaars en ‘patiënten’ en waar niet de ‘patiënt’ maar de ‘maatschappij’ voor gek wordt verklaard. Van die staart heb in de jaren zeventig ook nog wel een stevige zwiep gekregen – het is een fijne ideologie die de schuld van eigen feilen en falen verlegt naar ‘de anderen’, ‘de slechte maatschappij’ – en het is een discussie die tot op heden nog naklinkt… De waarheid ligt alleen niet in het midden, zoals men pleegt te zeggen, maar in het ontkrachten van de valse tegenstelling: het is niet de maatschappij contra het individu, maar de maatschappij die uit individuen bestaat. Dat is een helder en voor de hand liggend statement dat bij mij slechts langzaam is ingedaald; het enige wat je tegen vastlopen in zompige structuren kunt ondernemen, is zelf je leven een klein tikje de goede kant op geven. Dit weblog is daar voor mij de resultante van…
Deze Reiko is altijd op de achtergrond aanwezig als Naoko en Wanatabe elkaar treffen – dat bepaalt die therapeutische omgeving dan weer wel. Zij draagt het verhaal ook met haar gitaarspel (Norwegian Wood!) – zij heeft conservatorium gedaan, is ouder dan de andere twee, en duidt voor hen de gebeurtenissen tussen hen beiden. Zij wordt ook een heel goede vriendin van beiden: Naoko, dat bijna doorschijnend-mooie meisje maar diepongelukkig, en Wanatabe, die de sprong in de volwassenheid maar steeds niet maakt. In het laatste hoofdstuk is het deze Reiko, dit beslissende radertje, degene die Wanatabe schakelt en overzet van de onmogelijke idylle naar een gewone, aardse liefde voor een heel gewoon, aards, geduldig meisje, Mitidori – die eerst een andere vriend heeft, die opgeeft en weet te wachten tot Wanatabe zover is… Alweer zo’n driehoek!
Die driehoek in relaties weerspiegelt zich ook in de maatschappelijke verhoudingen waarin Wanatabe zich bevindt. Aan de ene kant de bijna militair georganiseerde maatschappij – scenes waarin De Marinier en de campus-oudste bij het hijsen en het strijken van de vlag exemplarisch zijn. Aan de andere kant de oproerige studenten die anti-imperialistische leuzen scanderen… En in de derde hoek onze Wanatabe, die beide fenomenen met verbazing beschouwt. Ik voel me daarin zeer verwant met hem. Ik moest opeens terugdenken aan mijn eigen weinig heroïsche studententijd – toen ik terechtkwam in een vergadering van maoïsten (was het de USF, de Utrechtse Studenten Federatie?). Ik kon dat jargon maar niet machtig worden… hoorde daar (gelukkig maar) niet bij; tegelijk was ik genoeg ontworteld om ook niet meer in het oude te passen. Dat is wat dit boek bij mij heeft opgerakeld.
Dat is waar dit boek uiteindelijk ook over gaat: leef je verder in de wereld van de doden, stel je jezelf onmogelijke opgaven, blijf je steken in een onbereikbaar ideaal – of stap je het echte leven in? Een verhaal over volwassen worden, keuzes maken – deze ‘coming of age’-roman met zijn treffende sfeer: toch heel blij dat ik hem gelezen heb. Dank je wel, Jorrit en Dagmar, voor dit cadeau!
Mooie analyse weer, met een licht onthullend autobio elementje als leuke bonus. Heb je behalve het gruwelijke Groene Boekje dan ook nog het illustere Rooie thuis Reinder? Ik heb natuurlijk een blauwe, met (rode) pompeblêden.
De titel van deze roman schreeuwt om een kleine ‘Bietel’-noot van mijn kant. Raak gekozen titel, want in het gelijknamige nummer (met trouwens als subtitel ‘This Bird has flown’) draait het ook om een driehoeksverhouding, een soort van dan. Het is eigenlijk een verkapte bekentenis van Lennon, die hier één van zijn buitenechtelijke relaties beschrijft. De dame in kwestie had een appartement met een toentertijd hypermodern interieur deels bestaand uit… jawel, Noors hout. Hetzelfde hout dat aan het eind van de song – nadat de bevallige juffrouw er van tussen is gepiept – door de ik-persoon bij wijze van wraak wordt benuttigd om het pand finaal af te fikken, met als sarcastische slotconclusie: “Isn’t it good, Norwegian wood?”. 😉
Mooie toelichting, Meindert! Maar een blauw boekje… Met rode pompeblêden? Ik vermoed hier een Fries complot…
Dank U, dank U. En ja, helemaal goed geraden: mijn WFT (Wurdboek fan de Fryske taal)!