Taal om niet te communiceren – is dat niet een contradictio in terminis? Taal is toch bedoeld om te communiceren? Nou, niet dus. Dat heb ik echt moeten leren. Als persoon met licht autistische neigingen ging ik er even goed voor staan als iemand in het voorbijgaan vroeg: ‘Hoe gaat het?’ Menigeen heeft zich op zijn minst in gemoede afgevraagd van welke planeet ik kwam – sociale conventies in de vorm van beleefdheidsvragen vind ik nog steeds wel ongemakkelijk. Je moet een formule met een formule beantwoorden, heb ik inmiddels geleerd, dus een met een bepaalde intonatie uitgesproken ‘ goe-oed’ behoort nu tot mijn arsenaal – ook al bedoel ik: mwah. Communicatie? Hooguit een uitwisseling van een bepaalde wellevendheid tegenover elkaar, olie in de sociale machinerie. Niet eerlijk antwoorden komt de efficiency van de omgang met elkaar ten goede: iets nietszeggends zeggen om daarna snel door te kunnen lopen. Ik blijf het licht absurd vinden.
Maar niet altijd dient onnodig taalgebruik de efficiency. Mij valt op dat boodschappen doen tegenwoordig een tijdrovende klus geworden is. Dat komt niet alleen doordat ik een hele winkel door moet en voortdurend verleid word om meer te kopen dan ik nodig heb, maar ook, en daar gaat het hier om, doordat kassapersoneel tegenwoordig een script opgedrongen heeft gekregen. Tenminste, ik kan me niet voorstellen dat iemand eigener beweging een zin in de mond neemt als: ‘Hebt u alles kunnen vinden?’ (Laatst ook al bij de Albert Heijn). Het is niet de bedoeling dat je hier een echt antwoord op geeft. Stel dat ik zou antwoorden: ‘Ja, trut, want waarom sta ik anders hier?!?’ Of, erger nog, ‘Nee, ik heb (en dan leg ik haar een meterlange boodschappenlijst voor) niet kunnen vinden, wat dacht U daaraan te doen?’ Met de onafzienbare rij mensen die achter mij is ontstaan, na die oneindige lijst, zal de kassière niet alleen betreuren dat ze me die vraag gesteld heeft, niet alleen betreuren dat ze ooit voor het beroep van kassière gekozen heeft, maar ook de dag verwensen dat ik geboren werd.
Ja sorry, ik liet me even gaan. Ik mag een kassière uiteraard geen trut noemen. Toch krijg ik moordneigingen van dat gedoe bij het afrekenen. ‘Wilt u koopzegels?’ ‘Hebt u een voordeelkaart?’ ‘Nee?’ ‘Zal ik u een voordeelkaart geven?’ ‘Nee?!?’ (één kassière wilde mij toen overhalen om toch vooral die kaart te nemen…) ‘Wilt u kristalzegeltjes?’, ‘Nee?’ ‘Wel zegeltjes voor een dagje uit?’, ‘Mag ik u wijzen op de kassa-aanbieding van de week?’, ‘Bent u bekend met paracetamol?’ ‘Ja?’ ‘Moet ik u toch adviseren de bijsluiter te lezen!’ ‘Wilt u een tasje eromheen?’ ‘Wilt u de kassabon?’ ‘Bent u bekend met de Ibuprofen?’ ‘Ja?’ ‘Moet ik u toch adviseren de bijsluiter te lezen!’. Er komt geen eind aan… Intussen heb ik al twee keer de pincode verkeerd ingetoetst en kijken kassamedewerkers elkaar meewarig aan: ‘Alweer zo’n demente…’.
Het is niet de kassière die we hiervan de schuld kunnen geven. Het zijn haar bazen. Zij hebben bedacht, in hun onmetelijke wijsheid, dat het verkoopmoment gemarkeerd, verzacht, omfloerst, omzwachteld moet worden. Vroeger (‘Vroegûh’) kwam de melkboer aan huis, wist alles van de familie, vroeg hoe het met oma ging – er was contact; ja ik weet het: er was soms te veel contact, en dan werden er opeens kinderen geboren met melkboerenhondenhaar. Maar daar is natuurlijk heden ten dage geen beginnen meer aan. Daarom hebben ze het pseudo-contact uitgevonden, een litanie van de verkoop, waarbij en passant de klant ook de laatste centen die hij nog bezit, uit de zak geklopt kan worden. Houd die klant vast! Maar niet met echt contact – nee, met een soort liturgie van de winkel, waarbij de klant zelden met originaliteit verrast wordt, maar waarop hij gedachteloos de antwoorden kan geven vooraleer de vraag gesteld is. Behalve ik dan, die halve autist, die elke vraag serieus neemt: ik vergeet van de weeromstuit mijn pincode. En dat kan toch uit marketingoogpunt nooit de bedoeling zijn!
Taal om niet te communiceren. Ik stel voor om daar een universitaire leerstoel voor in te stellen, want ik vind het nog knap lastig. Targets voor zo’n leerstoel zijn managers en sommige politici – beroepsgroepen die mensen moeten weten vast te houden. Met nietszeggendheid.
Hee ja! Onlangs hoorde ik die voor het eerst, ‘heeft u alles kunnen vinden’. Het verbaasde me nogal, en nu kan ik me niet herinneren waar het was, niet bij de Appie in elk geval. Jouw winkel loopt voor, Reinder, dit is dus een nieuwe! Ik zal me schrap zetten.
En dan heb ik er ook nog twee, wat heerlijk om je gezellig samen te ergeren aan mallotige verkoopklets.
1. Voor als je ergens voor belt en de toegesprokene probeert jou iets (extra’s) te verkopen of wil op je klacht reageren: om de zin aangesproken worden met je naam. Ken je die? Dat is dan persoonlijker, leren ze op de verkoopschool. Ik hoop nog altijd een keer de moed te hebben te zeggen. ‘sorry meneer, ik hoef echt niet elke keer aan mijn naam herinnerd te worden, die kan ik nog wel onthouden hoor …’.
En dan de allerallerergste, die niet meer kan worden uitgeroeid omdat ook aardige normale mensen hem inmiddels gebruiken: FIJNE dag verder!! (fijne avond fijn weekend). De rilriebels krijg ik ervan.. brrrr. Iemand heeft kennelijk gedacht dat wij onze eigen versie zouden moeten hebben van ‘have e nice day’, trouwens, dan mogen we dankbaar zijn dat het nog in een soort van Nederlands is.
Hartelijk dank voor je column dus! Ga zo door! Betsie
Nou, mevrouw Westermann, wat fijn, mevrouw Westermann, dat u zich hierin kunt vinden! Ja zelfs dat u, mevrouw Westermann, nog enkele aanvullingen kunt geven… Had u, mevrouw Westermann, verder nog vragen? Nee? Nou, dan wens ik u mevrouw Westermann, verder nog een FIJNE dag toe! Goedenavond, mevrouw Westermann!
Geweldig Reinder en Betsie, humor.
Maar ach, meestal kan ik er wel mee leven in de supermarkt. Naar het nieuws op TV kijken we niet meer. Daar lopen we het risico politici tegen te komen. Dat mensen met een bepaalde macht zo stom kunnen kletsen dat ergert mij nog steeds. Met mensen die mij voor hun boterham moeten opbellen met kletskoek of z.g.n. klantenservice, heb ik medelijden. Dan begint mijn reactie (ook standaard) met, “ik weet dat u het niet kunt helpen maar wat u zegt is gelul in de ruimte”.
in tegenstelling tot jou, ben ik elke keer weer benieuwd wat ze mij vragen en wat er in de aanbieding is….zal wel een kunstenaars-tic zijn.
Bij het Kruidvat zeg ik altijd direct dat ik geen klanten-kaart heb (mag ik uw klantenkaart scannen?
Spitsvondige titel! Ik ken die term nie. Eigen bedenksel of toch uit het Simplisties Woordenboek van Van Kooten & De Bie?
Met ongeletterde groet,
De Santibikker
Hallo verre maar fijne vriend,
“Hebt (ja, hebt ja. ‘T valt mee dat er nog een “Tee” aan vast zat) u nog vragen over de paracetamol? Vraagt de kruidvatjuf mij ook altijd. Meestal antwoord ik dan met “Tja, doorslikken denk ik…”
Maar laatst stond ik op het punt om af te rekenen; 2 doosjes ibuprofen, 2 doosjes paracetamol, 4 doosjes kinderparacetamol, een potje vitamine C tabletten en een fles amonia(k).
….en toen vroeg zij….
En ik, ik kon het niet laten hoor; “Nou, eigenlijk wil ik het allemaal in mijn mond stoppen en doorslikken met dit” wijzend op de fles.
Mijn vrouw moest ik al wegdragen toen ze mijn kop zag, maar dat meisje achter de kassa! Ze keek heel geschrokken, ze slikte een keer, keek naar haar manager vervolgens naar ons, mijn echtgenote gaf een knipoog en zij, ze barstte gelukkig in lachen uit.
En zo ken ik je weer Rocco! Zwarte humor, altijd goed…