Ithaca

I

 Opgedragen aan Jorrit en Dagmar die op wereldreis gaan.

Ik ben niet vaak (zeg maar: nooit) ‘op reis’ in de letterlijke zin van het woord. Ik ben niet zo’n reiziger, dat zal ik van mijn vader hebben. Er is vast een logische verklaring voor. Het doet daarom misschien wat vreemd aan, dat juist ik hier bespiegelingen over reizen houd. Er is echter een merkwaardige overeenkomst tussen reizen en lezen: al lezend kom je nog eens ergens, en al verzet je geen stap, je geest richt zich op ongekende horizonten. De Nederlandse Spoorwegen hebben dat heel juist gezien, toen zij de Boekenweek omarmden. Ik heb van jongs af aan mij teruggetrokken, mijn neus in de boeken; niet voor niets dat Juffrouw Serlé (vierde klas van de lagere school) in mijn kerstrapport schreef: “concentratie kan beter, Reinder droomt weg”. Met mijn concentratie was natuurlijk niks mis – concentratie waarop, dat is de vraag. Laten we het maar zo zeggen: ik reis wat af in mezelf  –  ik word er moe van.

Reizen en literatuur zijn dus nauw verweven, als je leest ben je ook op reis. Wie veel boeken meeneemt onderweg, is dubbel op reis; twee halen, één betalen – Hollandser kan het bijna niet, in den vreemde. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat verhalen over reizen zo’n beetje de oervorm van literatuur zijn, dat veel verhalen, films en romans in feite reisverhalen zijn in de ruimste zin des woords – van de eenvoudige whodunit als speurtocht naar de dader, van roadmovies, tot aan het Gilgamesj Epos aan toe, het oudste literaire werk dat wij kennen. Vanaf de uitgangssituatie, via allerlei omwegen, onder gevaarlijke omstandigheden, langs ravijnen, ondanks verleidingen komt de held – komen wij – misschien waar we wezen moeten. Er laat zich een vast stramien hierin herkennen. Als wij ons vereenzelvigen met de held en zijn verhaal, gebeurt er niet zelden iets heel wonderbaarlijks: de reis wordt een metafoor voor onze eigen reis door het leven. Er wordt in ons hoofd een wissel omgezet, waardoor onze trein over ander spoor gaat. Het verhaal is niet langer zomaar een verhaal, maar ons verhaal geworden. Hoe wij reageren op gevaren onderweg, hoe wij verleidingen weerstaan: het leert ons iets over onszelf en over de weg die wij gaan. Deze mogelijkheid tot vereenzelviging – het is nog net geen transsubstantiatie – is misschien niet het enige wat literatuur tot literatuur maakt; zij is wel een belangrijk onderdeel van dat mysterie.

Laten wij niet vergeten dat reizen niet zonder gevaar was en is. De gevaren in het Nederland van nu zijn natuurlijk van heel andere aard dan in de tijd vóór 1860, of tegenwoordig nog in afgelegen gebieden. Tot ruim 150 jaar terug was een reis maken op zijn minst een onderneming. Vervoer en wegennet waren niet zoals we die nu gewend zijn, je ging te voet, te paard of met een koets langs onverharde wegen of met een trekschuit door rivieren en kanalen. Als je rijk was, ging je met een schip over zee. Reizen was traag, vermoeiend, oncomfortabel – en vooral vol gevaar. Hoewel we tegenwoordig geen grotere zorg lijken te hebben dan de kwestie of onze trein niet vertraagd is zodat we onze aansluiting gaan missen, blijft reizen een avontuur: hadden we in de Middeleeuwen onze struikrovers, bij benzinepompen langs de snelweg kan je nog steeds beroofd worden; en met een snelheid van 130 kilometer per uur over verharde wegen rijden is misschien gevaarlijker dan met een gangetje van 12 kilometer over een zandweg hobbelen. De stadse steenwoestijnen kennen hun eigen giftige schorpioenen en slangen. Het grootste risico van reizen: dat je in den vreemde niet terug kan vallen op je eigen vertrouwde structuren, dat je op het moment van gevaar onbekend bent met cultuur, wetten en mentaliteit van je omgeving. Daar verhelpt een reisverzekering maar bar weinig aan.

Deze ontworteling, deze vervreemding kan je ook bevangen als je leest. Je bent zelf mee op reis gegaan, en je verneemt na het lezen, hoe de wereld om je heen veranderd is, hoe jouw perceptie van de wereld veranderd is, hoe jijzelf veranderd bent. Ook dat maakt deel uit van het mysterie dat literatuur heet, en nee, daar helpt ook geen verzekering tegen. Misschien herkennen meer mensen zich in de verwarring die je kan bevangen als je tijdens het lezen gestoord wordt – als iemand zich al laat storen; ik maar heel moeizaam, ik reageer gewoonweg niet op prozaïsche zinnen als: ‘de vuilniszak moet nog weggebracht worden’ (met daarin impliciet de opdracht: ‘en dat moet jij doen’). Oost-Indisch doof, noemt mijn omgeving dat – wat een onbegrip! Je roept toch ook niet iemand die in Mongolië rondreist terug voor de afwas? Toch?

Er zijn verschillende motieven om op reis te gaan. Een legitiem, en naar ik veronderstel ook vaak voorkomend motief is de ‘escape from reality’: we slaan op de vlucht om iets wat ons in ons leven niet lekker zit, te ontlopen. Dat ‘ik ben er niet’ als ik lees, zal soms ook niet veel dieper gaan dan dat ik geen zin heb om die vuilniszak weg te brengen. Voor wie op deze manier even uit zijn leven wegglipt, niet met moeilijke zaken als zichzelf geconfronteerd wil worden, moet de reis vermakelijk zijn, het leesvoer net zo makkelijk weg te happen als een mergpijpje met crème vulling. Niks mis mee, op zich, voor af en toe. Ook een Reisje langs de Rijn moet kunnen. Maar als het onze levensstijl wordt moeten we toch eens bij onszelf te rade gaan – wat niet zo makkelijk zal gaan, omdat we juist onszelf aan het ontwijken zijn… Het is een onmogelijke spagaat waarin ik vaak genoeg verkeer. Een kant-en-klaar recept, zo kan men dus begrijpen, heb ik er niet voor.

Een ander motief om te reizen gaat veel verder dan dat. Het kan ook in eerste instantie ontstaan door een sluimerende en later openlijke onvrede over het leven dat we leiden. ‘Is dit alles wat er is?’ Maar in plaats van alleen maar weglopen en ons afsluiten van de wereld, trekken we met een open mind de wereld in. Vanuit de onvrede over onze uitgangssituatie, via allerlei omwegen, onder gevaarlijke omstandigheden, langs ravijnen, ondanks verleidingen komt de held – komen wij – misschien waar we wezen moeten. Die reis is dan verinnerlijkt, het is niet alleen maar een reis naar Mongolië of-naar-god-weet-waar. Het is uiteindelijk een reis naar ons eigen hart, naar onze diepste beweegredenen. Komt de escapist thuis, komt hij terug waar hij gebleven was, om na een tijdje te constateren dat er niets veranderd is. Thuiskomen voor wat ik nu maar even noem, de ‘avonturier’ is iets heel anders: hij is veranderd, zijn perceptie op de wereld is veranderd – thuis hoeft ook niet noodzakelijkerwijs in Nederland te zijn, maar thuiskomen staat gelijk aan bij jezelf uitkomen, bij wie je werkelijk wil zijn, bij wat je werkelijk wil. Dat is wat er in de literatuur bedoeld wordt met een ‘queeste’ – de Queeste naar de Heilige Graal bijvoorbeeld, waar koning Arthur met zijn ridders van de Ronde Tafel in verwikkeld waren. Wat dat betreft hoop ik, nee verwacht ik, dat Jorrit en Dagmar niet alleen de reis van hun leven zullen maken, maar ook een levensreis…

En lezen helpt daarbij. De literatuur van klassiek tot modern staat werkelijk vol van verhalen over queesten, pelgimages, bedevaarten… Je kunt een boek natuurlijk geheel en al fantasieloos lezen, als een feitenrelaas of een min of meer aardig verzinsel van een schrijver. Je ziet dat vaak in samenvattingen door scholieren van literaire werken: ‘en toen…, en toen…, en toen…’. Een samenvatting van de feiten, maar geen leeservaring. Alsof jullie op je blog alleen maar vertrek- en aankomstdata van bepaalde plekken zouden zetten, alsof je reis niets meer inhoudt dan de plaatsen waar je bent geweest. Als je op die manier bijvoorbeeld het Gilgamesj-epos zou lezen, wereldliteratuur van de eerste orde, dan krijg je zoiets als: Gilgamesj trok erop uit en kwam na wat dingetjes ook weer thuis. Wat geen onwaarheid is, maar wel wat kort door de bocht, letterlijk. Als je weet dat Gilgamesj (‘hij die de diepte gezien heeft’) na de dood van zijn hartsvriend Enkidu, bang werd voor de dood en over de ‘Wateren van de Dood’  gevaren is om onsterfelijkheid te vinden – en uiteindelijk zijn sterfelijkheid moet erkennen en aanvaarden, ga je al heel anders lezen. Thema’s als vriendschap die ontstaat uit aartsrivaliteit, angst voor de dood – het zijn de minste niet, en als je het verhaal zó leest, dan wordt Gilgamesj’ tocht jouw tocht, en dan zie je opeens verbanden in de wereld die je eerst niet zag. Ik hoop oprecht dat jullie af en toe wat lezen buiten de gebaande paden om – zoals je soms je niks aantrekt van je toevallige reisgids en zelf op onderzoek uitgaat. De wereld is breder dan de beschrijving in je reisgids, de literatuur oneindig veel rijker dan de toevallig op je e-reader terecht gekomen verzameling boeken… Want zoals wellicht bekend, zijn alleen mainstream boeken voor uitgeverijen interessant genoeg om ook als e-book te laten verschijnen.

Nog zo’n reisverhaal: Exodus, het verhaal van Mozes. Hij bevrijdt zijn volk uit de slavernij in Egypte en leidt het 40 lange jaren door de woestijn en ontberingen heen naar het ‘land van melk en honing’. Zelf mag hij dat land alleen maar vanuit de verte zien, en sterven moet hij voor hij daar zal aankomen. Voor christenen en joden is dit een overbekend verhaal, maar ik ben ervan overtuigd dat ook als je het fris leest en niet als onderdeel van een geloof, je geraakt wordt door de tragiek. Daarbij kan een beetje achtergrondinformatie geen kwaad, zoals over dat getal 40 in die 40 lange jaren: 40 staat in dit soort teksten altijd voor een tijd van leren. Als je dit verhaal sec leest, zonder alle aanslibsels, verzinsels en bijgedachten, word je meegenomen op reis. Je hoeft daarvoor echt geen gelovige te zijn – maar je krijgt misschien wel iets ervoor terug, iets wat gewoon klein mensengeloof overstijgt.

Vooruit, nog één. Ik ben in dit blog nogal van de klassieken, dus dan ook maar gelijk het prototype van het reisverhaal, de Odyssee. Het wordt toegeschreven aan de blinde Griekse dichter Homerus (ca. 800 voor Christus), maar gaat terug op oude mondelinge overlevering. Het is het boek dat vele gymnasiasten (uit mijn tijd) grotendeels gelezen hebben in de oorspronkelijke taal. Dat verhaal, in ongeveer 12000 dichtregels gaat over één van de helden uit dat andere dichtwerk van Homerus, de Ilias – het heldendicht over de Trojaanse oorlog. Na die verovering van Troje gaat Odysseus scheep, om terug te keren naar zijn eigen rijk, het eiland Ithaca. Maar het wordt niet zomaar een scheeptochtje over een kalme zee – nee, de reis gaat tien jaar duren en neemt mythische vormen aan. Odysseus blijkt de toorn van de zeegod Poseidon opgewekt te hebben en dan weet je het wel. Stormen, mensen etende reuzen (de Laistrygonen) die met rotsblokken alle schepen uit de vloot van Odysseus verpletteren behalve die van hemzelf. En gevangen worden door de Cycloop (= ‘eenoog’) Polyphemos, die ook graag mensenbout op zijn menu zet. Tot zover lijkt het allemaal een gewone avonturenroman, maar dan wel geschreven in bijzonder poëtische, bijna bezwerende verzen. Wat ikzelf een heel bijzonder deel vond van deze Odyssee is de tocht naar de onderwereld, de Hades, waar Odysseus praat met zijn inmiddels overleden moeder. De dood die midden in het leven komt kijken, het verdriet om naasten die nooit meer terugkomen… Heel bijzonder. Uiteindelijk komt Odysseus aan op zijn Ithaka, berooid, als enige overlevende. Als bedelaar gekleed gaat hij naar zijn eigen paleis, waar alleen zijn hond hem nog herkent, en dan sterft. Hij krijgt in de gaten dat er diverse mannen zwermen om zijn vrouw, belust op de koningstitel en de macht. Odysseus is door deze vrijers allang dood verklaard, maar zijn vrouw, Penelope, blijft geloven in zijn terugkeer, houdt vast aan haar principes en blijft hem trouw. De strijd die dan ontbrandt, de listen die Odysseus ook dan weer gebruikt, de hereniging – en tot slot zelfs de vrede die Odysseus sticht met de vrijers – het is van een grote ontroering.

Een moderne Griekse dichter, Kavafis, heeft over die reis onderstaand beroemd geworden gedicht geschreven – het gaat om de reis, en niet om het doel is op het eerste gezicht de korte samenvatting. Maar het gaat eerst en vooral om jullie eigen Ithaca – wat je voor ogen moet houden, waar je wilt uitkomen… Jorrit en Dagmar, dit wil ik jullie meegeven. Een goede reis, ik volg jullie op afstand maar toch dichtbij, lezend op jullie nu al prachtige weblog: www.jorritendagmar.nl

Ithaka

Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka
wens dat de weg dan lang mag zijn,
vol avonturen, vol ervaringen.
De Kyklopen en de Laistrygonen,
de woedende Poseidon behoef je niet te vrezen,
hen zul je niet ontmoeten op je weg
wanneer je denken hoog blijft, en verfijnd
de emotie die je hart en lijf beroert.
De Kyklopen en de Laistrygonen,
de woedende Poseidon zul je niet treffen
wanneer je ze niet in eigen geest meedraagt,
wanneer je geest hun niet gestalte voor je geeft.

Wens dat de weg dan lang mag zijn.
Dat er veel zomermorgens zullen komen
waarop je, met grote vreugde en genot
zult binnenvaren in onbekende havens,
pleisteren in Phoenicische handelssteden
om daar aantrekkelijke dingen aan te schaffen
van parelmoer, koraal, barnsteen en ebbehout,
ook opwindende geurstoffen van alle soorten,
opwindende geurstoffen zoveel je krijgen kunt;
dat je talrijke steden in Egypte aan zult doen
om veel, heel veel te leren van de wijzen.

Houd Ithaka wel altijd in gedachten.
Daar aan te komen is je doel.
Maar overhaast je reis in geen geval.
’t Is beter dat die vele jaren duurt,
zodat je als oude man pas bij het eiland
het anker uitwerpt, rijk aan wat je onderweg verwierf,
zonder te hopen dat Ithaka je rijkdom schenken zal.
Ithaka gaf je de mooie reis.
Was het er niet, dan was je nooit vertrokken,
verder heeft het je niets te bieden meer.

En vind je het er wat pover, Ithaka bedroog je niet.
Zo wijs geworden, met zoveel ervaring, zul je al
begrepen hebben wat Ithaka’s beduiden.

K.P. Kavafis

vertaald uit het Grieks: Hans Warren en Mario Molengraaf,
Gedichten, Amsterdam 1991, p. 25.

2 reacties

  • Goed en zoals immer literair verantwoord verhaal!

    Hierbij nog een passend citaat, niet uit mijn boeken- maar platenkast. Het is geinspireerd op een vertaalde tekst van een zengedicht van de Chinese filosoof Lao Tse (Oude Meester) uit de Tao Te Ching. Dit klassieke geschrift is één van de twee grote werken waarop het Taoisme is gestoeld en stamt waarschijnlijk uit ca. 600 voor Brian, pardon, Christus. De gebruikte Engelse vertaling komt uit Lamps of Fire van Juan Mascaró.

    Without going out of your door
    You can know all things on earth
    Without looking out of your window
    You can know the ways of heaven

    Arrive without traveling
    See all without looking

    The Inner Light, George Harrison (1968)

    Een originele versie van de song is te vinden op:
    https://www.youtube.com/watch?v=BXu9SzL2Gig

    Jorrit en Dagmar een geweldige en leerzame wereldreis gewenst!

  • Goh wat leuk, een post gewijd aan ons avontuur!

    Ik vind het ook heerlijk om helemaal in een boek te verdwijnen die je meeneemt naar een (fictieve) onbekende plek. De laatste jaren kom ik erg weinig aan lezen toe, ik ga er op reis dan ook lekker veel tijd aan besteden. Daar kijk ik echt naar uit! En ja, uit praktisch oogpunt zullen de boeken met name e-boeken zijn. Maar misschien vinden we in een klein stoffig boekenwinkeltje op een bijzondere plek een (Engelstalig) boek die niet commercieel is, waar we een plekje voor maken in onze backpack.

    Ik zal ook zeker jouw blog blijven volgen, daar ga ik vast ook genoeg literaire tips vandaan halen. En hopelijk kunnen wij je met onze blog ook een beetje mee op reis nemen zonder dat je daarvoor de woonkamer van Nij Warnsveld hoeft te verlaten.

    Meindert, bedankt voor je het plezier wensen.