Ik en Ikea

I

Er zijn mensen die voor de gezelligheid naar de Ikea gaan. Die beleven daar lol aan, ze gaan vrijwillig. Vooral wat oudere zussen, maar soms complete gezinnen, zie je blijmoedig die kolos ingaan. Sommigen beginnen daar al met het ontbijt – vóór tien uur onvoorstelbaar goedkoop – in het restaurant, en daar gaan ze, goedgemutst, als op schoolreis. Als we er toch zijn, kijken we gelijk naar badkamers – ik noem ook maar wat, ik vang zo wel eens wat op. Ik kijk alleen naar één badkamer, die van ons, die best nog wel een paar jaar mee kan gaan, mag ik hopen. Ik kijk niet naar het meervoud van badkamer, in het voorbijgaan. En ik kijk daarnaar vóór het ontbijt – hoewel, kijk? Met mijn slaperige ogen merk ik alleen dat iemand, ikzelf? de douchekraan openzet, oeh.. nog een beetje te koud, en nu niet direct te heet zetten. Ik voel geen enkele compulsie dus om naar badkamers of welke andere vertrekken dan ook in hun meervoud te kijken. Eén vind ik genoeg.

Ik hoor niet tot het soort mensen dat de Ikea bij voorbaat verkettert. Ik heb geen verfijnde smaak, behalve als het om boeken gaat (mag ik hopen), en ik ben blij met elke Billy die aangedragen wordt – de goedkoopste Ikea-kast waarin ik weer nieuwe boeken kan stouwen. Maar doe mij Ikea niet aan. En laat mij ook geen Billy in elkaar zetten. Ik begrijp de iconostase niet van Ikea, de geheimtaal in plaatjes die je in enkele doodeenvoudige stappen uitlegt hoe dat alles moet. Aan het eind blijk ik een plank over te houden, die ik juist als eerste had moeten nemen (is dat bij een Billy mogelijk?), waarna ik onder luide, wel laat ik zeggen, niet welluidende kreten, niet te herhalen hier, de hele zaak uit elkaar moet nemen en opnieuw moet beginnen. Geef mij een computerhandleiding die slecht vertaald is uit het Japans, en de boel is in een ogenblik gefikst – maar pláátjes leveren bij mij hiáátjes, een waas voor mijn ogen. Ik word er kennelijk met de neus opgedrukt dat ik de kleuterschool door verdrietelijke omstandigheden heb moeten overslaan, van de luiers gelijk naar de leesplank ben overgegaan.

Laatst heb ik, in een grootmoedige bui, aangeboden om in mijn eentje de Ikea binnen te gaan; mijn partner was ziek en er moest ingekocht worden voor de vijftigste verjaardag van mijn schoonzus. Wat mij bezielde, ik weet het waarlijk niet. Ik hoefde alleen maar een vaas (was het een Vasa, was het een Våsa?) en een kaars te kopen, anders niet. Ik hoefde niet naar badkamers te kijken, ook niet naar keukens. Het erge was dat toen ik naar buiten kwam, ik al die vertrekken wel tien keer gezien had. Ik had voor deze expeditie ruim de tijd uitgetrokken. Ik was in goede lichamelijke en psychische conditie, had buiten veel gezonde lucht ingeademd. En daar begon mijn avontuur, goedgemutst zoals ik dat anderen had zien doen. Soms helpt het om je in te beelden dat je iets niet erg vindt. En BAM, bij de ingang, gelijk al… zag ik die plattegrondjes liggen (ook die snap ik nooit), en de potloodjes. Ik twijfelde of ik voor een kaars ook zo’n bestelbriefje moest meenemen – moest ik die misschien ook gaan halen in het magazijn, op plek A 328? En er werd mij aangeboden om een app te downloaden op mijn smartphone, om mijn Ikea-beleving nog beter en completer te maken. Dat was mij een brug te ver. Dat ik vrijwillig naar binnen ging, tot daar aan toe, maar nog meer Ikea-beleving had ik niet nodig.

Na twee en een half uur dwalen, dertien in een dozijn Ikea-medewerkers aanklampen, vierhonderd mede schoolreis-gangers schaapachtig aangrijzen, dertig afdelingen, twee verdiepingen afgestruind – werd ik mataglap. Er kwam schuim om mijn mond, ik keek woest uit mijn ogen, mijn armen maaiden complete stapels servies om, ik ging potloodjes breken. Wist u dat ze bij Ikea psychologen voor deze zware gevallen in dienst hebben? Zo één heeft mij in de boeien geslagen, mij geconfronteerd met mijn angsten, mij nog wel twee keer door de héle Ikea gesleurd en me toen gevraagd hoe of ik me wel voelde. Uiteindelijk die app op mijn phone geladen (dan kan ik het thuis nog eens rustig overzien), en me toen langs de langst mogelijke omweg naar de kassa laten gaan.

Achter de kassa zag ik ze al staan: zenuwachtige dierenartsen met hun verdovingsgeweren, sterke broeders met dwangbuizen, de gewapende arm en deurwaarders – waar die laatste goed voor waren, weet ik nog steeds niet, maar kennelijk was het nodig. Met een enorme brul heb ik me langs hen heen losgebroken, naar buiten, naar buiten, naar BUITEN! En ik kwam thuis, met LED-lampen die ik in het geheel niet nodig had, en met twee borden om bij voorbaat het servies aan te vullen. Dat ik maar twéé borden heb stukgegooid – soms is het zelfhelend vermogen van ons mensen wel heel groot. Onderin mijn tas vond mijn partner toch ook nog een kaars en een vaas – en dat mag werkelijk een wonder heten…

3 reacties

  • Haha die Reinder, laten ze jou maar op pad sturen met een lijstje, en dan ook nog naar Ikea, geweldig!!
    Maar je bent geslaagd, ik wist het wel, stiekem vind je het wel mooi dat shoppen…..Toch?
    Ik weet wie ik de volgende x vraag voor een boodschap naar de Ikea, en ook nog zo dichtbij voor jou……hihi

    Tineke

  • Reinder, Reinder. gezonde allergie ontwikkelen voor grote warenhuizen is een ding, maar dit klinkt als een nachtmerrie op klaarlichte dag..ik moet toegeven dat ik mijn schaapachtige dagen heb van tijd tot tijd en me laat verleiden door alle overdaad, naderhand voel ik me dan echt de Ikeaklos.
    De Ikeakolos die je opslokt, je zou er megalomaan van worden…
    Houd stand!!!!

  • Haha, wat een zweeds drama daar bij de IKEA. Je hebt door erheen en vooral dóórheen te trekken jezelf daar toch maar mooi overwonnen. Gelukkig heb je uiteindelijk tóch nog het licht gezien, ook al was het dan maar een klein beetje.

    Meindert

Door Reinder de Jager