Geleende levens van Bernlef

G

Er zijn van die Nederlandse schrijvers die bij het ‘grote publiek’ (wat dat ook moge betekenen) amper bekend zijn, zoals de enkele jaren geleden overleden Willem G. van Maanen of de alweer 20 jaar geleden overleden schrijver Albert Alberts. Zij behoorden niet tot de grote drie van na de oorlog, zochten niet zozeer de publiciteit (of de publiciteit zocht hen niet op) – waarom? ik weet het niet. Wat maakt een schrijver groot, wanneer noemen wij een boek goed, wat is mooi – pas als het ook mooi genoemd wordt door datzelfde grote publiek? Ik daag de lezer uit om nu direct 2 werken op te noemen van Van Maanen of van Alberts – nee niet op Google spieken – en ik durf erom te wedden dat de oogst zeer mager zal zijn. Ligt dat aan het vakmanschap van genoemde schrijvers? Welnee! Komt dat doordat zij gewoon niet zulke interessante boeken geschreven hebben? Ga toch gauw! Hebben zij te weinig geschreven? Dacht het niet!

Nu doen we dezelfde test bij Bernlef (pseudoniem van Hendrik Jan Marsman). Dikke kans dat hier één titel boven komt drijven – een boek dat ook verfilmd is: Hersenschimmen. Maar dan droogt de herinnering ook wel weer snel op, behalve dan bij een kleine incrowd. Dat hij bepaald een fors oeuvre bij elkaar geschreven heeft moge toch blijken uit bijgaande, van internet geplukte foto.

Bron: www.bernlef.net
Bernlef en zijn oeuvre, copyright Allard de Witte.

Mijn idee is om af en toe van die uiteindelijk veel te weinig gelezen schrijvers eens een boek bij de kop te nemen – en passant toch eens nadenkend over de vraag waarom dit ene boek niet ‘goed’ genoeg was om in de top-tien te geraken.

Ik heb van Bernlef nu Geleende levens gelezen, een bundel van drie, met elkaar samenhangende novellen uit 2010 – geen roman dus. Drie los te lezen verhalen, waarbij de identiteit van een mens het centrale thema is. In alle drie de verhalen gaat het telkens over een man die een kennelijk makkelijk inwisselbare identiteit bezit. Zonder de verhalen nu direct na te vertellen (ik schijn daar toch een beetje mee te moeten uitkijken, is me al duidelijk gemaakt) – in het eerste verhaal volgen we een soapacteur die 20 jaar lang de hoofdrol vertolkte in een serie maar nu eruit geschreven is. Zonder die rol is hij zo te zien een totale leegte, en als hij een beetje solt met zijn eigenheid door zomaar in de identiteit van iemand anders te stappen, loopt dat niet goed af. In het tweede verhaal moet iemand noodgedwongen na een klus voor de geheime dienst een andere identiteit aannemen en onderduiken. Zelf heeft die man ook nog nooit een echt eigen leven geleid, en nu hij een door de dienst verzonnen identiteit aanneemt en in een anoniem Frans dorp onderduikt, verveelt hij zich dood. Als hij bij wijze van bezigheid zoeken erachter komt dat die nieuwe identiteit niet verzonnen is, maar ‘geleend’ van een werkelijk bestaand hebbende andere man, wordt het gevaarlijk – ook met hem loopt het niet goed af. Het derde verhaal vormt een contrapunt. Hier is een ambtenaar derde klas, bewaker van standbeelden van een onttroonde dictator, niet het toonbeeld van eigen initiatief en ondernemingszin. Hij laat zich totaal naïef voor het karretje spannen van een louche zakenman, maar komt, net op tijd, erachter dat wat hij ziet gebeuren volledig loos is – en trekt daar zijn conclusies uit en ontspringt de dans.

Waarom is zo’n boek (of liever: boekje) nu zo bijzonder dat ik het de moeite waard vind om hier te bespreken, en waarom is Bernlef één van mijn lievelingsschrijvers geworden? Als ik die verhalen hier zo samenvat, ach, wel aardig, denk je misschien, maar wat moet ik ermee – wat al te dun misschien? Om te beginnen speelt door heel het werk van Bernlef, in alle toonaarden, deze vraag naar identiteit, en dan vooral naar de rol van verleden en herinnering bij het vormen van die identiteit – Hersenschimmen waarbij het verlies aan geheugen ook het verlies aan identiteit betekent, illustreert dat bijvoorbeeld. Het wordt hier in drie verhalen belicht. Maar bovenal is het de karige stijl van Bernlef, die alles, ook leegte, in een soort wit licht zet. Er staat geen woord teveel in, er wordt veel weggelaten – maar daardoor is het, in alle eigen beelden die jij je zelf erbij bedenkt, zo intens. En de beelden die hij gebruikt bewaar ik in mijn hart – ik lees ze, en denk, zó is het… Vooruit, één voorbeeld: iemand vrijt na 20 jaar met zijn eerste liefde, maar waar is die eerste ervaring gebleven?

“In die twee jaar dat ze samengewoond hadden, had de dagelijkse herhaling van al die gebaren, die stembuigingen zich laagje voor laagje op de eerste ervaring afgezet totdat die onbereikbaar was geworden. Zorgde de vervormende werking van de herinnering zelf voor het langzaam verloren gaan van dat eerste ogenblik? Bleef er zo niets bewaard dan wat schematische beelden zonder de scherpte van die eerste waarneming? Als dat zo was, was je hele persoonlijkheid eigenlijk niets dan een voorbijgaande illusie,[…]” .

Wie zó schrijft krijgt mij mee. Ik geef hier nog één zo’n beeld – de hoofdpersoon uit het eerste verhaal heeft moeite, na al die jaren soap, te leven als zichzelf: “het is alsof ik door mijzelf heen ben gezakt, als in een wak”. Zo’n zin lees ik, en ik blijf voor mij uit staren, en als een koe herkauw ik. En ik kan blijven citeren – doe ik dus niet, je moet maar gewoon gaan lezen!

In het Groninger Museum hangen grootse schilderingen van toenmalige regenten in de stad – protserig, pralerig, in al hun pompeusheid soms ook knap. Maar dat kleine aardewerken vaasje uit de middeleeuwen, sierlijk in al zijn eenvoud, is me vaak veel liever. Dit boekje van Bernlef was voor mij zo’n kleinood. Andere kleinodiën zullen volgen – ik hoop dat deze leeservaring ook het begin van een serie is, over schrijvers in de periferie van de groten, over boeken en boekjes in de schaduw van de roem.

1 reactie

  • Over identiteit zegt Krishnamurti: “Wij zijn de dingen die we bezitten”. Dingen is dan wel een heel ruim begrip, nl. inclusief kennis, herinneringen, vaardigheden, waarden en vooral de dingen die we geloven,die we zeker weten. Bernlef zal het daar misschien een beetje mee eens zijn.
    Toen jij aandacht vroeg voor Bernlef lag er net een boekje van hem met een groot aantal verhalen op de tafel in de bibliotheek. Marja nam het spontaan mee. Een aantal heb ik gelezen. Inderdaad indrukwekkend, maar ik blijk geen verhalenlezer te zijn.