Boetedoen in januari

B

We hebben de maand januari bijna weer gehad. Op mijn depot merken we de wisseling der maanden aan de folders: is de maand december de maand van de glimmende fullcolour feestboekwerken van de grote supermarkten, met weelderige advertenties en overdadige recepten in rood en zilver en goud en zwart, waar onderbetaalde bezorgers en depothouders zich een breuk aan sjouwen, komt januari met flutfoldertjes, miezerige vodjes papier, van drogisterijen en gezondheidswinkels die hun wonderpoedertjes en -drankjes aanbieden om de kilo’s van december er weer af te krijgen, van fitnesscentra die ons in alle opzichten lichter willen maken, van Weight Watchers die inzetten op idem gewichtsverlies, van leveranciers van Abtronic buikspiertrainers die mij een wasbord beloven dat ik nog nooit heb gehad (en ook nooit hoop te krijgen, trouwens).

Wat de commercie betreft vormt de soberheid van januari het berouw op de zonde van de vraatzucht in december. Handig wordt ingespeeld op het opspelende schuldgevoel van de zich te buiten gegane mens, en hem andermaal geld uit de zak geklopt – als boetedoening voor de feestelijke buitensporigheid van daarvoor. Berouw, zonde, schuldgevoel, boetedoening – vaag komen deze woorden ons in de kerk bekend voor. De commercie bedient zich van parallelle termen en mechanismen als het christendom, lijkt het. Wij in de wereld en in de kerk jojoën heel wat af tussen onze uitspattingen en de penitenties die wij onszelf daarvoor opleggen. Na een alcoholische december een dry January, na een vadsig luieren in de dagen rond kerst je uit de naad joggen in de barre buitenlucht…

Niet dat daar op zich iets tegen is. Maar het lijkt wel of wij mensen in alles onmatig zijn – in de overdaad, in het schuldgevoel, en in de penitentie. En wat heeft deze matiging na overmaat te maken met de deugd van de soberheid, waar we het in deze viering over hebben? Ik denk dat de januarifolders zinspelen op een klassieke lichaamscultuur. Het gaat vooral om het ik; het ik dat te dik, te hoge bloeddruk ontwikkelt, om van de cholesterol nog maar te zwijgen. Weight Watchers zijn geen wereldverbeteraars, hun interesseert het niet of wij door te veel eten anderen in de wereld het brood uit de mond stoten. Er is tegen deze klassieke ‘welness’, dat idee van een mens sana in corpore sano, een gezonde geest in een gezond lichaam, weinig in te brengen. Behalve dan misschien dat dikke van het ikke…

Als we het in de kerk over soberheid hebben, komt dat hopelijk uit andere bron dan ons lichamelijk welzijn of uit schuldgevoel. Het is geen boetedoening voor onze zonden, of een uitbuiken en nakateren na een festijn – het is, in de vastentijd, de opmaat tot het grootste feest van het christendom, de opstanding van Christus. Niet uit schuldgevoel, maar omdat we iets te vieren hebben – daarom gunnen wij anderen wat, delen we wat we hebben, en zijn we saamhorig. Soberheid wordt daarmee niet een akelig en grijs afzien van het goede, het jezelf alles ontzeggen wat de goede God ons gegeven heeft – maar we maken ons op voor het grote feest.

Als we dan ook maar niet doorschieten – die onmatigheid in alles zit heus ook in kerkmensen. Kijk ons eens saamhorig zijn! Kijk ons eens goed doen! Het ikke dat groeit en groeit… Je moet er bijna een Abtronic voor kopen. De vergrotende trap van dik is dikker. Wat is de verkleinende trap van matiging? Aanmatiging.

Deze column is voorgedragen tijdens een viering over ‘Afzien’ in de Immanuelkerk te Groningen, op 31 januari 2016.

Uw reactie